Gynaecologie
Gynaecologie houdt zich bezig met de behandeling van ziekten en aandoeningen aan de organen van de vrouw. Na het vaststellen van de oorzaak van de klachten, stelt de gynaecoloog samen met u een behandelplan op. Indien nodig, volgt eventueel aanvullend onderzoek.
Aandoeningen
De vulva is de huid rond de schede en bestaat uit de grote, buitenste en de kleine, binnenste schaamlippen en de clitoris. Klachten van de vulva komen op alle leeftijden voor, zowel bij jonge meisjes als bij oudere vrouwen. Sommige aandoeningen van de vulva zijn gemakkelijk te behandelen, andere vragen langdurige zorg en controle. Veel voorkomende klachten zijn jeuk, een branderig of schraal gevoel, pijn of irritatie. De meeste klachten worden veroorzaakt door infecties. Andere klachten ontstaan door veranderingen van de huid van de vulva.
Huidafwijkingen die elders op het lichaam bestaan (bijvoorbeeld eczeem of psoriasis) kunnen ook op de vulva voorkomen. Aandoeningen van de vulva kunnen het vrijen nadelig beïnvloeden. Andersom kunnen seksuele problemen juist de oorzaak zijn van klachten van de vulva. Soms spelen seksueel overdraagbare aandoeningen een rol. Wanneer u problemen hebt of hebt gehad met seksualiteit, aarzel dan niet dit met de gynaecoloog te bespreken. Ziet u erg tegen het onderzoek op? Bespreek ook dit van tevoren met de gynaecoloog.
Contacteczeem wordt veroorzaakt door irritatie van de vulvahuid. Meestal bestaat hierbij roodheid en/of jeuk van de vulva. Soms is de oorzaak duidelijk en kunt u de irritatie zelf verhelpen. Irritatie kan ontstaan door bijvoorbeeld geparfumeerd of gekleurd toiletpapier, ondergoed of badkleding, zeep, talkpoeder, intiem sprays, inlegkruisjes, zaaddodende pasta en condooms. Eventueel kan crème of zalf helpen. Koude kompressen kunnen even helpen tegen de jeuk. Bij krabben kunnen de klachten blijven bestaan.
Een schimmelinfectie is de meest voorkomende infectie van de vulva. De oorzaak is vaak de schimmel Candida. Meestal is ook de vagina geïnfecteerd. U hebt een verhoogde kans om een schimmelinfectie te krijgen bij suikerziekte, zwangerschap en tijdens gebruik van antibiotica.
Bij Candida kunnen de vulva en/of de vagina rood zijn, jeuken en wit, korrelig materiaal afscheiden. Soms is er een branderig gevoel bij het plassen. Door wat van de afscheiding onder de microscoop te onderzoeken kan de arts meestal zien of een Candida-schimmel aanwezig is. Een enkele keer bestaat ook een overgevoeligheid, waardoor de klachten kunnen verergeren.
Candida kan worden behandeld door tabletten te slikken of in de schede te brengen, door een crème of door een combinatie van tabletten en crème. Soms moet ook uw partner worden behandeld.
Genitale wratten worden veroorzaakt door het humaan papillomavirus (HPV). De wratten zijn vaak wit en spits maar soms ook donkerbruin en ze kunnen alle afmetingen hebben. Ze kunnen aanwezig zijn op de gehele vulva, bij de anus, in de vagina en op de baarmoederhals. Hierbij kan pijn, jeuk of afscheiding bestaan. De wratten zelf zijn erg besmettelijk.
Genitale herpes wordt veroorzaakt door het herpessimplexvirus (HSV). Eerst ontstaan kleine heldere blaasjes, die na enkele dagen kapot gaan en kleine pijnlijke zweertjes achterlaten. In de fase van blaasjes is de herpesinfectie erg besmettelijk. Herpes is een infectie die regelmatig kan terugkomen. Vooral de eerste keer is de aandoening erg pijnlijk, met name bij het plassen. Er bestaat geen behandeling die het virus kan doden. Wel is er een behandeling in de vorm van zalf of tabletten (aciclovir) waarmee het virus kan worden afgeremd en de klachten minder worden.
Na de overgang wordt de huid van de vulva dunner (atrofie) en ontstekingen treden gemakkelijk op (atrofische vulvitis). Vaak is ook de vagina ontstoken (vaginitis). De belangrijkste klachten zijn branderigheid en jeuk. De oorzaak is gelegen in het feit dat het lichaam na de overgang minder oestrogeen aanmaakt. Oestrogeen is nodig voor de opbouw van de bekledende laag. De klachten zijn goed te verhelpen met tabletten, crème of vaginale zetpillen die oestrogenen bevatten.
De vulva kan ook, constant of af en toe, pijn doen zonder dat er afwijkingen te zien zijn. Dit komt zelden voor, eigenlijk alleen op oudere leeftijd. Amitriptyline tabletten kunnen soms verlichting geven.
Een syndroom is een vaste combinatie van verschijnselen. Bij het vulvair vestibulitis-syndroom is pijn de belangrijkste klacht. Dikwijls zijn er kleine rode plekken onder aan de schede te zien, die pijnlijk zijn bij aanraken. Vaak is er een verhoogde spanning van de bekkenbodemspieren, waarbij de schede tijdens de gemeenschap minder vochtig wordt. Soms ontstaat dit syndroom na een langdurige infectie van de schede (zoals een schimmelinfectie), soms ligt de oorzaak bij een minder prettige ervaring op seksueel of fysiek gebied.
Vooral als dit syndroom al langere tijd bestaat, kan de behandeling moeilijk zijn. Bij aanhoudende jeuk kan soms verbetering optreden door het gebruik van een crème of door een operatie. Eventueel kan de behandeling in samenwerking met de gynaecoloog vervolgd worden bij een seksuoloog (zie voor meer informatie de folder Seksuele problemen bij vrouwen), bij een psychotherapeut of bij een fysiotherapeut die gespecialiseerd is in bekkenbodemspieren.
Bij lichen sclerosus wordt de huid van de vulva dunner (atrophicus) of dikker (sclerosus), wit (lichen) en glanzend. Soms kunnen delen van de vulva samengroeien, kleiner worden of zelfs verdwijnen. Lichen kan voorkomen op de gehele vulva en rondom de anus. In de schede komt het niet voor. Meestal is jeuk de belangrijkste klacht. Gemeenschap kan pijnlijk of zelfs onmogelijk zijn.
De oorzaak van lichen sclerosus is niet bekend. De aandoening kan op alle leeftijden voorkomen. Lichen is niet besmettelijk. Voor de diagnose wordt een stukje weefsel afgenomen en onder de microscoop onderzocht.
Lichen sclerosus is niet te genezen, maar de jeuk kan goed behandeld worden met een crème die bijnierschorshormonen (corticosteroïden) bevat. Deze crème moet in goed overleg met uw behandelend arts worden gebruikt omdat bij te ruim gebruik de gezonde, omringende huid soms te dun en daardoor kwetsbaar kan worden.
De afwijking kan in 6% van de gevallen op de lange duur overgaan in kanker. Krijgt u dus zweertjes of ontstaan nieuwe, verdikte gebieden in de vulva, stel de gynaecoloog dan op de hoogte. Eventueel wordt opnieuw een stukje weefsel afgenomen. Het is dus noodzakelijk dat u onder controle blijft.
ntra-epitheliale neoplasie betekent letterlijk dat zich nieuw weefsel vormt in de huid, in dit geval de bekleding van de vulva. Bij deze aandoening bestaan vele soorten huidafwijkingen, soms wratten, soms zweertjes of zwellingen. De kleur kan variëren van wit, rozerood tot bruin. VIN is soms een voorstadium van vulvakanker. Er kan jeuk zijn, soms pijn, maar het is ook mogelijk dat er geen klachten zijn. Ook hier wordt weefsel afgenomen voor microscopisch onderzoek.
Het is niet altijd nodig VIN te behandelen. De behandeling is afhankelijk van de klachten en de uitgebreidheid van de afwijking. Er bestaat onderscheid tussen lichte, matige en ernstige afwijkingen. Bij ernstige afwijkingen die niet worden behandeld, is de kans op een kwaadaardige ontwikkeling op den duur ongeveer 9%. Als besloten wordt de afwijking weg te halen, gebeurt dit meestal met een laserbehandeling of door een operatie. Na de behandeling is de kans ongeveer 50% dat de aandoening terugkomt. Het is dus belangrijk dat u zelf regelmatig de vulva controleert, bij veranderingen contact opneemt met de gynaecoloog en dat u onder controle blijft.
Bij de ziekte van Paget (spreek uit: Peedzjet) zijn er rood-wit gemarmerde plekken op de vulva en vaak ook op het perineum en rond de anus. Deze plekken jeuken doorgaans en geven een branderig gevoel. De ziekte is niet besmettelijk. De oorzaak van de ziekte van Paget is onbekend. Voor de diagnose wordt een stukje weefsel microscopisch onderzocht.
De behandeling bestaat uit een operatie waarbij de afwijkingen worden verwijderd. Uw gynaecoloog informeert u hier verder over. Paget is een voorstadium van vulva-kanker. Ook hier is dus zorgvuldige controle door uzelf en de gynaecoloog van belang.
De bekkenbodem ondersteunt de blaas, darmen en baarmoeder en helpt bij het ophouden en laten passeren van de plas en de ontlasting. Allerlei klachten in de onderbuik kunnen te maken hebben met de bekkenbodem. Het bekken zit onderin de buik. De bekkenbodem is de onderkant van het bekken. Het bestaat uit sterke spieren en bindweefsel. De bekkenbodem ondersteunt de organen onderin de buik en zorgt ervoor dat ze niet verzakken (de blaas, de baarmoeder en het laatste stuk van de darmen). De spieren van de bekkenbodem helpen om de plas en ontlasting op te houden. De bekkenbodem speelt ook een rol bij seks en bij een bevalling. Als de spieren van de bekkenbodem niet goed werken, kunnen verschillende problemen ontstaan. De blaas, baarmoeder en endeldarm kunnen naar beneden zakken als de bekkenbodem ze niet goed ondersteunt. Dit noemt men een verzakking. Zeurende pijn in de onderbuik kan ook hieraan gerelateerd zijn. Andere bekkenbodemklachten zijn problemen met het plassen en met de ontlasting.
De overgang is de periode rondom de laatste menstruaties. Eerst worden de menstruaties onregelmatig. Tenslotte houden ze op. Als u een jaar niet meer gemenstrueerd heeft, gaan we ervan uit dat u geen menstruaties meer krijgt. Als u na dat jaar toch weer bloedverlies krijgt, spreken we van bloedverlies na de overgang.
Er zijn verschillende oorzaken voor bloedverlies na de overgang. Het bloedverlies kan uit de vagina, de baarmoedermond of de baarmoeder komen. Vaak vindt de gynaecoloog geen afwijkingen. Dan is het niet zeker waar het bloedverlies vandaan komt. We weten dan wel dat de oorzaak waarschijnlijk onschuldig is.
Chronische buikpijn is pijn onder in de buik die langer dan drie maanden aanhoudt en de dagelijkse bezigheden meestal nadelig beïnvloedt. De gynaecoloog zal na een gesprek over de klachten meestal een onderzoek van de buik en een inwendig onderzoek uitvoeren, aangevuld met eventueel onderzoek van het bloed en/of de urine. Doorgaans wordt ook een echoscopisch onderzoek en zo nodig een kijkoperatie verricht. Meestal kan echter geen duidelijke oorzaak van de chronische buikpijn worden gevonden. Deze diagnose kan soms voldoende geruststelling geven, waardoor de pijn vermindert. Bij sommige vrouwen helpen medicijnen of een operatie en ook verwijzing naar andere specialismen wordt wel eens aangeboden. Wanneer de klachten blijven voortbestaan ondanks onderzoek en eventuele behandeling en de last van de klachten groot is, kan de gynaecoloog ook met u bespreken, eventueel in samenwerking met anderen, hoe u (beter) met de pijn kunt omgaan.
Een myoom is een goedaardige knobbel die op of in de spierwand van de baarmoeder groeit. Myomen bestaan voornamelijk uit spierweefsel. Een myoom kan zo groot zijn als de nagel van een pink, maar is soms heel groot en kan zelfs een paar kilo wegen. Vaak zijn er meerdere myomen aanwezig in de baarmoeder. Sommige hebben een teeltje, andere groeien als een knobbel op de buiten- of binnenkant van de baarmoeder. Weer andere groeien als een bobbel in de baarmoederwand of stulpen uit de baarmoedermond in de vagina. Een myoom wordt ook wel vleesboom genoemd.
Ovariumcysten zijn met vocht gevulde blaasjes in de eierstok. Men noemt ze ook wel cysten van de eierstok (ovarium = eierstok). Meestal zijn ovariumcysten goedaardig. Behandeling is niet nodig bij een goedaardige cyste die geen klachten geeft en kleiner is dan 10 cm. Als u wel klachten heeft, kan de cyste verwijderd worden. Bij vrouwen die nog menstrueren, heeft een eierstoksparende operatie de voorkeur; anders wordt meestal besloten om de hele eierstok te verwijderen.
Onderzoeken
U bent onder behandeling wegens klachten over ongewild urineverlies. Om de oorzaak daarvan vast te stellen, is het nodig om een blaasmeting te verrichten. Bij dit onderzoek wordt gekeken naar de reactie van de blaasspier op toenemende vulling van de blaas en tevens wordt informatie verkregen over het sluitmechanisme van de blaas. Ook kan de werking van de spieren van de bekkenbodem gemeten worden.
Bij een diagnostische hysteroscopie bekijkt uw behandelend arts met een hysteroscoop (= kijkbuis) via de schede (= vagina) de binnenkant van de baarmoeder. Tijdens dit onderzoek zijn kleine ingrepen mogelijk zoals het verwijderen van een poliepje of een spiraaltje waarvan de touwtjes niet meer zichtbaar zijn. Voor grotere ingrepen, zoals het weghalen van een grote vleesboom in de baarmoederholte, is een therapeutische hysteroscopie nodig. Deze ingreep vindt altijd plaats op de operatiekamer. Indien van toepassing ontvangt u hierover informatie van uw behandelend arts. De hysteroscoop is een dunne holle buis waar een lichtbundel doorheen gaat. Om de binnenkant van de baarmoeder zichtbaar te maken, brengt uw behandelend arts tijdens de hysteroscopie vloeistof naar binnen. Vaak wordt de hysteroscoop aangesloten op een camera waardoor het beeld van de binnenzijde van de baarmoeder op een monitor zichtbaar is. U kunt (indien u dit wilt) zelf ook meekijken.
Buikpijn of het uitblijven van een zwangerschap zijn veel voorkomende redenen voor een diagnostische laparoscopie. Tijdens een kijkoperatie wordt soms ook een ‘echte’ operatie uitgevoerd bijvoorbeeld om een eileider of eierstok weg te nemen.
De gynaecoloog voert een laparoscopische operatie uit via kleine sneetjes van ongeveer 1 cm in de buikwand. Door een van deze sneetjes brengt de arts een laparoscoop in de buik: een lange dunne buis waar men doorheen kijkt. Het beeld verschijnt meestal op een tv-scherm, de monitor. Via de andere sneetjes brengt de gynaecoloog instrumenten in waarmee geopereerd wordt. De operatie is voor de medewerkers op de monitor te volgen.
Een uitstrijkje wordt gemaakt tijdens een inwendig onderzoek. Met behulp van een borstel haalt de gynaecoloog, de huisarts of de assistente van de huisarts cellen van de baarmoedermond af (figuur 2) en strijkt deze uit op een glasplaatje of brengt deze in een potje met vloeistof. Vervolgens onderzoekt de patholoog de cellen onder de microscoop. Het onderzoek doet in principe geen pijn. Soms bloedt de baarmoedermond een beetje en kunt u korte tijd wat bloederige afscheiding hebben.
Behandelingen
Het doel van een operatie voor inspanningsincontinentie is het afsluitmechanisme van de blaas weer te verstevigen. De overgang tussen de blaas en urinebuis die vaak wat naar beneden is gezakt, wordt omhoog getrokken of geduwd zodat de urine minder gemakkelijk uit de blaas wegstroomt. Meestal wordt de urinebuis hierbij iets vernauwd, zodat het plassen na de operatie tijdelijk wat moeilijker gaat. De operatie gebeurt via de buik of via de schede. De ‘ophangoperatie’ via de buik heet een colposuspensie. Een veel gebruikte operatie is de Burchplastiek. Hierbij wordt de urinebuis net onder de blaas met hechtingen vastgezet aan de binnenzijde van het schaambeen. Ook andere soorten ‘ophangoperaties’ zijn mogelijk. Bij operaties via de schede wordt de hoek tussen de blaas en de urineleider vanaf de schede naar boven opgeduwd en vastgezet. De keuze van de soort operatietechniek hangt af van de bevindingen bij onderzoek en de ervaringen van de gynaecoloog met een bepaalde soort operatie. Over het algemeen zijn de resultaten van dergelijke operaties op korte termijn goed. Wel blijkt dat na een aantal jaren toch één van de vijf geopereerde vrouwen weer opnieuw last heeft van incontinentie. Vaak is dit minder ernstig dan voor de operatie.
Bij een verzakking kunnen verschillende situaties bestaan. De blaas, de baarmoeder of het laatste deel van de dikke darm (het rectum) kan verzakt zijn. Na een baarmoederverwijdering kan de top van de schede verzakt zijn. Een enkele keer is sprake van een verzakking van de dunne darm in de wand tussen de schede en de dikke darm. Ook kunnen verschillende organen tegelijkertijd verzakt zijn. De soort verzakking en de ervaring van de gynaecoloog met bepaalde soorten operaties bepalen de keuze van de operatietechniek.
Deze operatie wordt uitgevoerd als de voorwand van de schede verzakt is. Ook inspanningsincontinentie die daarbij optreedt is een reden voor zo’n operatie. De gynaecoloog doet deze operatie via de schede. De uitgezakte voorwand van
de schede met daarachter de blaas, die u soms als een bol in de opening van de schede ziet uitpuilen, wordt op zijn plaats teruggebracht. De gynaecoloog maakt in het midden van de voorwand van de schede de schedewand los van de uitbollende blaas en urinebuis die daaronder liggen. Het ruime bindweefsel rond de blaas wordt verkort en in het midden weer aan elkaar vastgezet. De blaas kan hier nu op rusten en de verzakking verdwijnt. Daarna wordt de bekleding van de schedewand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weggenomen. De wand van de schede wordt daarna over het bindweefsel en de blaas heen gehecht. Zo komt de voorwand van de schede weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Ook de overgang tussen blaas en urineleider is zo verstevigd, zodat u minder gemakkelijk urine verliest.
Bij een verzakking van de baarmoeder adviseert de gynaecoloog vaak om de baarmoeder weg te halen. De operatie vindt plaats via de schede. Na verwijdering van de baarmoeder zet de gynaecoloog de uitgerekte ophangbanden, na inkorting, weer vast op de top van de schede.
Deze operatie bestaat uit twee delen. Bij de achterwandplastiek wordt eerst de uitgerekte achterwand van de schede, die u als een bol in de schede ziet uitpuilen, weer op zijn plaats gebracht. In het midden van de achterwand van de schede maakt de gynaecoloog de schedewand los van de uitbollende darm die daaronder aanwezig is. Vervolgens wordt het ruime bindweefsel rond de darm ingekort en in het midden aan elkaar gezet. De darm kan hier nu op rusten en de darmverzakking verdwijnt. Daarna neemt de gynaecoloog de bekleding van de schedewand, die ook te wijd is geworden, gedeeltelijk weg. De wand wordt daarna over het bindweefsel en de darm heen gehecht. Zo komt de achterwand van de schede weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Dit wordt een achterwandplastiek genoemd. Daarna volgt vaak een bekkenbodemplastiek. De bekkenbodemspieren die zich aan de achterkant van de schede bevinden, worden aan de achterkant van de schede naar elkaar toegetrokken. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de
schede nauwe.
Een verzakking van de baarmoeder of vaginatop komt regelmatig voor en kan het gevoel geven van een zwelling in of buiten de vagina, problemen bij het plassen of de stoelgang en pijn laag in de rug. Ongeveer 1 op de 10 vrouwen ondergaat in haar leven een operatie voor een verzakking van baarmoeder of vagina. Een variant hierop is de cervicopexie, die een verzakte baarmoederhals corrigeert of een sacrohysteropexie die een verzakte baarmoeder corrigeert. Deze ingrepen verlopen op vergelijkbare wijze als de sacrocolpopexie.
Bij een therapeutische hysteroscopie bekijkt uw behandelend arts met een kijkbuis (hysteroscoop) via de vagina de binnenkant van de baarmoeder en voert behandelingen uit. De belangrijkste redenen voor deze operatie zijn het verwijderen van grotere poliepen en myomen (vleesbomen), het behandelen van het slijmvlies van de baarmoeder, het opheffen van verklevingen in de baarmoeder en het verwijderen van een tussenschot in de baarmoeder. De hysteroscoop is een dunne holle buis waar een lichtbundel doorheen gaat. Om de binnenkant van de baarmoeder zichtbaar te maken, brengt uw behandelend arts tijdens de hysteroscopie vloeistof naar binnen. Tevens kunnen via de hysteroscoop instrumenten naar binnen worden gebracht om ingrepen uit te voeren. De hysteroscoop wordt aangesloten op een camera waardoor het beeld van de binnenzijde van de baarmoeder op een monitor zichtbaar is. Zo is het verloop van de operatie goed te volgen.
TVT-O is een afkorting van ‘Tension-free Vaginal Tape door het foramen Obturatorius. Bij de TVT-O operatie krijgt de urinebuis een draagband die zonder spanning via de vagina (schede) wordt aangebracht. De operatie wordt steeds vaker toegepast bij inspanningsincontinentie.
De medische term voor een baarmoederverwijdering is uterus extirpatie of hysterectomie. Bij goedaardige afwijkingen bestaan vaak verschillende behandelingsmogelijkheden. Een operatie is meestal niet de eerste keus en komt vaak pas ter sprake als andere behandelingsmogelijkheden uw klachten onvoldoende kunnen verhelpen. Dit is een belangrijk verschil met kwaadaardige aandoeningen, waarbij over het algemeen weinig te kiezen valt. De beslissing om de ingreep te laten uitvoeren verdient een zorgvuldige afweging.
Speciale spreekuren
Voor vrouwen met een afwijkend uitstrijkje is er het colposcopiespreekuur. Het stellen van een diagnose en de start van de behandeling vinden veelal op dezelfde dag plaats. Het eventuele vervolgtraject hoort u meteen. Dit spreekuur wordt gedaan door dokter Martens of dokter von Tongelen. U kunt bij haar terecht met een afwijkend uitstrijkje en krijgt op die dag direct het juiste onderzoek en zo nodig de behandeling.
Het vulvaspreekuur is een samenwerking tussen dermatologie en gynaecologie. De vulva is het gebied van de schaamlippen en de huid tussen vagina-opening en anus. Bij de huidproblemen in dit gebied is de kennis van een gynaecoloog en een dermatoloog nodig. Vrouwen met klachten die moeilijk te behandelen zijn, worden doorverwezen naar dit gezamenlijke spreekuur. Het gaat dan om huidziekten zoals Lichen of een voorstadium van kanker, of soms ook onbegrepen klachten van pijn en jeuk. Beide specialisten zijn aangesloten bij de Nederlandse vereniging voor vulvapathologie. Dit spreekuur wordt gedaan door dokter Hoogendoorn samen met dokter Verzijl (dermatoloog).
Dit spreekuur is bedoeld voor vrouwen die klachten hebben van een verzakking of moeite met het ophouden van de urine (incontinentie). Dokter Cikot doet dit spreekuur.
Een oriënterend vruchtbaarheidsonderzoek en een eventuele hormonale behandeling behoort tevens tot het zorgpakket van het Spijkenisse Medisch Centrum. Voor complexere zorg zoals een IUI- of een IVF behandeling, wordt doorverwezen naar het Maasstad Ziekenhuis.
Bent u zwanger en heeft u een medische indicatie? Dan kunt u voor de zwangerschapscontroles terecht in het SMC. Zo nodig is er overleg met de verloskundige en gynaecologen in de regio. Dokter Versendaal heeft één keer per 2 weken op donderdag spreekuur in het Spijkenisse Medisch Centrum, hij is gespecialiseerd in hoog-risico zwangerschappen. Voor de bevalling kunt u vervolgens terecht in een van de coöperatie ziekenhuizen: Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis en Maasstad Ziekenhuis.
Specialisten

Gynaecoloog-perinatoloog
Aandachtsgebied:
- Obstetrie






Gynaecoloog
Aandachtsgebieden:
- Cervixpolikliniek
- Kinderwens
- Oncologie

Gynaecoloog
Aandachtsgebieden:
- Vruchtbaarheidsproblemen
- Zwangeren
- Bloedingsproblemen




